Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten
Hoogtepunt van het seizoen, de ZVM Masters waarin de kampioenen van 2025 bekend worden. De wedstrijd op het Rijk van Nunspeet, zonder twijfel de mooiste golfbaan van de Veluwe, is tevens de eerste die meetelt voor de OoM 2026. Aansluitend is de eindejaarsavond, waarin onder meer de kampioenen worden gehuldigd.
5 dagen geleden
Ik ben wel eens soepeler uit bed gestapt dan na de seizoensfinale op Nunspeet. Maar als ik me met een mok koffie aan de keukentafel heb gepositioneerd, de enorme Charles Taylor Trofee voor me, is de pijnlijke rug vergeten. Ik scan de namen. In 1995 was Peter Smulders de eerste clubkampioen, een kunstje dat hij daarna nog drie keer wist te herhalen. Knap. Vorige week was hij op Haviksoord nog runner-up. Dat is 31 jaar later! Wat kun je golf toch heerlijk lang blijven spelen. Ik strompel voor mijn tweede bakkie naar het koffiezetapparaat en hoop dat mijn fysiek me toestaat deze prachtsport nog een paar decennia te beoefenen.
Je weet nooit hoe het zal lopen. Andere winnaars, zoals Aleid Kemper, Leo van de Ruit en Charles Taylor, zijn niet meer onder ons. Mijn voormalige hoofdredacteur Léon Klein Schiphorst had de trofee ook ooit een jaar op zijn schoorsteenmantel staan, maar of hij nu nog wel eens een balletje slaat? Ruud Onstein zien we ook weinig meer, maar hij staat er wel op. Net als Friso, Hans, Willem, Louis, Pamela en Michiel. Dat zijn mooie namen om tussen te staan. En wat te denken van de onverslijtbare Henri, die 26 jaar geleden al de sterkste van onze club was, en nu maar liefst zeven sterren achter zijn naam heeft staan. Hij was er in de finale afgelopen maandag ook weer bij, nog volop in de revalidatie na een rugoperatie en zo blij als een kind dat hij weer kon golfen. Heerlijk. Ik hoop dat ik het ook zo lang volhoud.
Het doet me wel wat, zo'n beker vol namen. Het is een soort tijdmachine, een tastbaar stuk historie. En historie is belangrijk in golf. Daarom vond ik de inzending van Anton voor de golfpersprijs ook zo verschrikkelijk mooi. Zijn ode aan The Open – volgens hem (en mijzelf) met afstand het mooiste major – leest als een gedicht, loopt over van de liefde voor het spel en laat zien hoe de rijke geschiedenis onze sport nóg mooier maakt.
Een klein stukje dan...
Op het stuk verwilderd land tussen de duinen en de kustlijn zijn niet de long hitters in het voordeel, maar de creatievelingen, de mannen met een mentaal gestel dat niet zou hebben misstaan in de oude veldslagen tussen Schotten en Engelsen. The Open meet je niet in meters, maar in moed.
Mijn eerste echte herinnering is die van Hoylake 2006. Tiger in zwart en wit. Hij sloeg geen driver, maar wél met het ritme van een metronoom. En toen hij won, huilde hij. Niet omdat het zijn derde Open was, maar omdat zijn vader dood was. Ik zat op de bank met chocomel.
Video-Niels won de golfpersprijs 2025 en dat is prima. Van harte. Maar ik zie dat jongetje op de bank voor me, die met een snor van chocolademelk en open ogen kijkt naar zijn huilende idool, en sindsdien hopeloos door het spel gegrepen is. Daar krijg zomaar ik een Fisherman's Friend-momentje van. Vis Golfers Magazine 5 van het afgelopen jaar uit de papierbak (of bestel 'm na als je – foutje – toevallig geen abonnement hebt) en lees de ode van Anton nog eens terug. Hij beschrijft zo raak hoe verschrikkelijk mooi golf kan zijn. Ook zonder prijs kun je een winnaar zijn.
Over winnaars gesproken. Recenter lieten dezelfde Anton, Martijn en Marijke zich tot clubkampioen van de NVGJ tronen. Dat zijn geen lullige tegenstanders. En als je op pole-position de finale ingaat, zie je ze allemaal grijnzen in je achteruitkijkspiegel. En vervolgens in je zijruit, als blijkt dat er in zo'n finale toch wat extra spanning in de spieren sluipt. Het gaat niet meer – zoals het grootste deel van het jaar – vanzelf, en dat vreet aan je zelfvertrouwen. Van de tee wissel ik slappe slices af met ongecontroleerde snaphooks, en alleen dankzij de wedges en putter hou ik de boel bij elkaar.
Wat is spanning toch een raar ding. Dat weet Sonja als geen ander. Ze is zó goed, maar als het écht moet... Ze gunt Harald in de B-categorie het clubkampioenschap, na een klassieke 'melt down' waar Greg Norman nog een puntje aan kan zuigen. Gelukkig wist ze haar demonen eerder wel succesvol op afstand te houden, en staat haar naam al twee keer op de beker. Geen golf zonder dramatische missers en heroïsche comebacks.
Vanaf hole 11 komt er een extra uitdaging bij als het vol in mijn rug schiet – niet bij een gigantische drive, maar bij een lullig klein chipje. Flightgenoot Paehlig lijkt even te profiteren, maar fluft de hole erna zijn kansen op het succesvol verdedigen van zijn titel in drievoud naar de filistijnen. Zoals een echte collega betaamt, werpt hij zich vervolgens wel op als mental coach. 'Nog maar een paar holes', spreekt hij me moed in, als ik de bal met armen en handen naar de fairway probeer te dirigeren. Als roteren niet meer lukt, moet je rommelen. In de flight voor ons hebben twee senioren duidelijk dezelfde tactiek. Het is niet mooi en gaat bijna in slow motion, maar ze hebben het wel prima naar hun zin. Als ik het over vijfentwintig jaar nog zo kan, doe ik het ervoor.
'Bogeys zouden voldoende moeten zijn,' brengt Martijn me weer bij de les. 'Marijke zegt dat ze al drie strepen op de kaart heeft.' Dat blijkt natuurlijk een rookgordijn van altijd breed lachende maar meedogenloze kampioen van 2021. Op de slothole maakt ze een indrukwekkende up and down en huppelt met 37 punten op haar kaart naar ons toe. Dat is er een meer dan ik, en volgens de berekeningen van onze voorzitter gaat Marijke me dankzij de winnaarsbonus net voorbij. Ook dat is golf. Incasseren en blijven lachen. Gelukkig blijkt Martijn terecht schrijver te zijn geworden en geen boekhouder, en staat de Charles Taylor Bokaal op dit moment voor me op de keukentafel. Met al die mooie namen, waar die van mij nu bij mag.
Natuurlijk is het niet belangrijk, maar het doet me stiekem toch wel wat.