Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten
28.04.2024
Leo zit tussen collega’s en naast mij op een terras in Rome.
HARTELIJKE LACH VERGOEDDE VEEL
Het zal ergens begin jaren tachtig zijn geweest dat we besloten met elkaar het wielrennen te verslaan. Samen in één auto, zijn auto. Hij voor het ANP, ik voor de Volkskrant.
Een van de eerste keren dat we op reis gingen was naar een of andere wedstrijd in Italië. Ik was in die tijd nogal depressief door een stukgelopen relatie, maar Leo was vrolijk en hartelijk, zoals ik hem al kende
Nadat we de grens tussen Zwitserland en Italië waren gepasseerd, kwam de zon weer bij me binnen en riep ik heel hard in de auto: ‘Viva Italia’, en zong ik de eerste regels van het Italiaanse volkslied: ‘Italia, Italia’ en zo verder. Leo vond het natuurlijk leuk en lachte er hartelijk om. Hij dacht waarschijnlijk: die is weer vrolijk, of zoiets.
Zo kwamen we Italië binnen, mijn favoriete land werd ook het favoriete land van Leo. Hij maakte zoals altijd veel vrienden, zoals met onze Italiaanse collega Dante Ronchi van Stadio. Zo werden we goede vrienden.
Leo was toen nog met Fannie, met wie hij in Hilversum woonde, ik was nog zoekende. Later, toen het stuk liep met Fannie verhuisde Leo naar ’s Graveland in een leuk oud huisje, waar ik met mijn zojuist veroverde Maddy weleens werd uitgenodigd.
Toen kwam Yvonne in het spel. Ze gingen samen wonen in Den Haag, boven de Markthof. Ze trouwden ook in Den Haag. Intussen waren Yvonne en Maddy goed bevriend geraakt. Ze gingen samen met de trein naar Parijs waar ze Leo en mij ophaalden van de Tour de France.
In de Tour leefden we de hele dag in zijn auto en ’s avonds in een duur hotel of een kasteel. Leo had die overnachtingen al kort na het bekendmaken van het etappeschema laten regelen door een van zijn secretaresses. Mede daarom kon hij bij problemen bij het inchecken van het hotel altijd de overeenkomst en betaalde rekeningen tevoorschijn halen. Dat ging niet altijd goed. Zeker de hotelreceptionistes zeiden vaak dat ze al volgeboekt waren en dat er voor ons geen plaats meer was. Ik begon meteen boos te worden en te schelden, maar Leo zei betrekkelijk rustig met de ordner vol reserveringen en bankafschriften bij de hand dat wij toch echt recht hadden op een kamer.
Een enkele keer bleek er toch nog een kamer te vinden, waar we dan samen in één bed moesten liggen. Eenmaal in bed zagen we dat het laken waaronder we lagen hetzelfde bloemenmotief had als het behang en het plafond. Daarom moesten we wel weer lachen.
Wat ik me vooral herinner is dat Leo als hij wakker werd als eerste naar zijn pakje sigaretten tastte. Of eerst naar zijn bril om daarna naar zijn sigaretten te zoeken.
Eenmaal in de badkamer zag ik dat hij al alle handdoeken had gebruikt. Ze lagen over de grond verspreid, de wastafel zat vol met scheerschuim. Dus moest ik eerst alles aan kant maken voordat ik mezelf kon wassen en douchen. Leo deed vervolgens of zijn neus bloedde en zei en passant dat wij toch voor de kamer hadden betaald.
Het moest allemaal gemakkelijk gaan bij Leo. Hij zat achterover aan het stuur en zette vervolgens een muziekje op van Frank Sinatra, die hij eerder live had gezien en gehoord. Of van Dean Martin. Het slag zangers waar ik echt niet van hield.
Hij moest weer lachen als ik in de perszaal heel hard riep ‘godverdomme als jullie niet je bek houden’. Het waren de geneugten van Leo en mij die we samen deelden ’s avonds onder een goed glas wijn.
Tijdens het WK van 1984 kwam het tot een aanvaring met Maarten Noppen die hem een paar keer iets vervelends toebeet. Ik heb de heren na veel trekken en duwen weer bij elkaar kunnen brengen en zo werden ze uiteindelijk echt goede vrienden.
Toen kwamen de verwachte kinderen ter sprake. Waar Yvonne en Maddy veel over deelden en wij, Leo en ik, heel soms in de auto. Zo kwam na een hele toestand Robin-Lisa ter wereld, maar wij bleven kinderloos en kozen voor een pleegzoon, dat werd Robin-Jacob. Samen vierden we vele feestjes, zoals in Voorschoten, waar we gezamenlijk Sinterklaas vierden. We bleven elkaar opzoeken, ook toen Leo, Yvonne en Robin-Lisa naar Alphen aan den Rijn verhuisden.
Leo had in de jaren tachtig in golfen zijn nieuwe sport gevonden, nadat hij meende als voetballer tekort te schieten. Ik voetbalde wel door en moest lachen om die rare sport die Leo nu zei te beoefenen. Eerst dat gedoe met Frank Sinatra en zijn glas whisky, nu dat golfen, rare sport. Inderdaad, we waren nogal verschillend.
Het was geen beletsel om elkaar te blijven zien en te vertellen over onze avonturen uit welk land en van welke wedstrijd dan ook.
Toen ik uiteindelijk had gedacht ook maar eens te gaan golfen, kwam ik Leo weer tegen en wilde hij samen met mij spelen.
Zo’n tien jaar geleden overleed Yvonne. Leo had nog weinig over haar ziekte verteld. Een ook Maddy wist van niets. Toen een collega mij belde met het verhaal over Yvonne’s overlijden, heb ik meteen Leo gebeld en daarin gaf hij huilend toe wat er gebeurd was. Zo was hij, niet over de intiemste dingen praten. Blijven lachen!
We bleven contact houden met Leo en we hoorden dat hij een vriendin had in Hennie. Hij nodigde ons vaak uit. Uiteindelijk kwamen we ook Robin-Lisa tegen in het restaurant van de golfbaan waar zij bediende, dat was weer goed geregeld door Leo, die eerder al Yvonnne aan een baantje als caddiemaster had geholpen.
Zo bleven we in contact. Dat eens in de jaren tachtig was begonnen en nu zo vreselijk plotseling werd afgebroken.
Dit is de toespraak die ik gaf op vrijdag 26 april bij de uitvaartdienst in besloten kring van Leo, die een week eerder overleed. (en is ook te lezen op www.guusvanholland.com)
We staan aan de start van de Gouden Pijl voor prominenten in Emmen, begin jaren tachtig (met een besnorde Leo tussen Theo Verlangen en Relus ter Beek)
In verband met het aantal deelnemers in relatie tot de beschikbare starttijden, is onze wedstrijd op de mooie baan van De Gelpenberg iets vervroegd, zodat iedereen mee kan doen. De eerste flight gaat nu om 11.40 (ipv 12.04) de baan in. Kom dus op tijd. Weersverwachting: droog, aangename temperatuur. Door de regen van de afgelopen dagen zijn de fairways vast weer groener. Geen lunchpakket. Wel bonuspunten te verdienen.
Op een bewolkte namiddag mag ik aantreden tegen Anton Kuijntjes. We spelen op zijn thuisbaan De Haenen, bij vele van jullie wel bekend: fraaie beelden in het golfpark, een begraafplaats met zwarte kruisen van overleden Franciscanen en een baan die eigenschappen van een polderbaan, een links course en een bosbaan combineert. Anton heeft serieus werk gemaakt van de keuze voor juist deze golfbaan en spreekt daar lovend over. Hij is met recht ‘advocaat van De Haenen’ (vrij naar A.F.Th. van der Heijden) En nu de tweestrijd. Had ik werkelijk de hoop te kunnen winnen van een single handicapper? Eigenlijk niet, maar ik zou mijn huid duur verkopen. En verdomd, op hole 1 maak ik meteen par en win ik de hole, omdat ik op elke hole één slag meer mag maken dan Anton. En met een lange put die (voor mij) valt sta ik opeens voor. Dat duurt natuurlijk maar één hole, maar om en om weten we beiden bij te blijven en tot mijn stomme verbazing haal ik de ‘turn’ in All Square. Anton laat in de tussentijd staaltjes zien van verbluffend goed kort spel (werkelijk jaloersmakend). En later een met een ijzer geslagen om een drietal bomen gekrulde slag. Nog los van de verre afslagen: met een maximum van bijna 250 meter. Hoe weten we dat? Later in het clubhuis laat Anton me een op zijn smartphone draaiende app zien die niet alleen de slagen registreert, maar ook percentagegewijs per handicap-cohort laat zien hoe je score is (voorbeeldje: deze chip van 40 meter wordt door 8% van de spelers met handicap tussen de 5 en 10 beter gespeeld). Heb je daar iets aan? Zeker, want dan weet je waar je kunt verbeteren! En het is vooral leuk. Hole 10 heeft een buitenlandse aanblik: een par 3 die wat hoger start, over een sloot naar de vlag (iets van 155 meter). Maar de bomen waar je tussendoor moet, maken dat je de op links geplaatste vlag eigenlijk niet kunt bereiken. Dus ook daar beiden 4 slagen nodig. De daarop volgende holes gaan we meer het bos in en laat Anton met zijn kakelverse driver (net uit het plastic) mooie rechte afstanden zien en ik ga helaas minder strak putten. Toch duurt het nog tot hole 16 voordat we kunnen concluderen: 4 up, 2 to go. We maken de ronde wel af, die Anton in 80 slagen heeft gerond (meten is weten). In de nazit praten we nog wat over onze jeugd (beiden Protestants opgevoed) en over de impact van AI op het huidige werk. Het blijkt dat we ook nog een sport delen: marathonschaatsen! Anton heeft dat beoefend als training voor het skeeleren en ik heb (via Essent) daar veel sponsorzaken mogen regelen. Finland, de Weissensee en de Aart Koopmans memorial komen voorbij. En natuurlijk Antons ‘behoefte’ onze NVGJ-leden scherp te houden door ze in nieuwsbrieven en chats te prikkelen. Dat vindt ‘ie gewoon leuk. Lekker mensen uit hun comfortzone wakker schudden. En ook ik… vind dat leuk. Kortom een heerlijk rondje, het goede leven en de terechte winnaar. Tekenen bij het kruisje.
Lieve Randstedelijke collega-golfers, Jullie hebben het weer geflikt. Je hebt je auto volgegooid met premium benzine, Google Maps op ‘no toll roads’ gezet, en bent met knikkende knieën de A10 afgereden. Richting... *Drenthe*. Drenthe, dames en heren. Land van Bartje. Van hunebedden. Van stilte. Van mensen die “môh” zeggen als begroeting. En jullie gaan er naartoe. *Voor een Major nog wel.* Wat een helden. Wat een lef. Wat een sociale experimenten. Want geef toe: zodra je de ring uit rijdt, krijg je het al benauwd. De weg wordt tweebaans. De koffietentjes verdwijnen. Geen Marqt meer, geen Yusu, geen matcha met havermelk. Alleen een tankstation met kroketten en een lokale bakker die gewoon ‘brood’ verkoopt. *Wit of bruin.* En dat zonder QR-code. En dan: Aalden. Waar? Ja, *Aalden*. Gelpenberg. Een prachtige baan, verstopt tussen de bomen, ver weg van het geluid van trams en pratende mensen met designbrillen. Hier hoor je vogels. En stilte. En af en toe een kreet van een Randstedeling die net ontdekte dat Drenthe géén provincie van Duitsland is. Toch komen jullie. Achtentwintig man sterk. Dat is fors meer dan de zestien van vorig jaar. Maar ja, dat was geen Major hè. Dat was gewoon een *toernooitje*. Iets wat je in je agenda zet tussen het ophalen van je kind en de wijnproeverij in de Jordaan. Maar nu – nu is het serieus. Nu is het *de Major*. En dus durf je ineens wel Drenthe in. Vooruit dan. Welkom. Laat je verrassen. Niet door de keuken (Bartje bidt nog steeds niet voor bruune bonen), maar door de ruimte. De rust. En een baan waar je niet telkens hoeft te bukken voor een verdwaalde bakfiets. Tot vrijdag. Zet de navigatie maar vast klaar. En vergeet je oplader niet. Hier doen ze aan stopcontacten. *Met stekkers.* Anton Kuijntjes – geboren beneden de rivieren, maar boven iedere Randstedelijke paniekgrens
Zal je altijd zien. Als een van de twee spelers bijtijds weg moet, moeten er extra holes gespeeld worden. 'Gelukkig' duurde de play-off niet lang. Voor Martijn dan. Sonja was er minder blij mee. Lang verhaal kort; ik won, Sonja verloor, al was het een dubbeltje op zijn kant.
We wisten niet van elkaar dat we ooit een tijdje werkzaam waren voor hetzelfde bedrijf: de uitgeversgroep NDC/VBK. Dat moet in de periode 2005-2012 zijn geweest. Aernoud Jan bovenin de top bij de boekenpoot (VBK), ikzelf als (eind)redacteur bij de noordelijke dag- en weekbladen (NDC), vooral de Leeuwarder Courant. Nu bestiert Aernoud Jan zijn eigen uitgeverij (Edicola, gevestigd in Deventer, 8 mensen in vaste dienst, 20 zzp’ers) – dat wist ik dan weer wel. ‘Gemiddeld geven we anderhalf boek per week uit’, vertelde hij. Dat is zo’n tachtig boeken per jaar. Recente bestsellers zijn de biografieën van schaatscoryfee Irene Schouten (meer dan 20.000 exemplaren verkocht) en André van Duin (idem).
Twee winnaars op de Veluwse ‘Ik kom, maar bestel wel een buggy voor me’, liet Henri me twee weken geleden weten over onze afspraak om vrijdag 16 mei de 1e ronde Mr Glow te spelen. ‘We kunnen nog drie weken uitstellen’, opperde ik. ‘Die tijd heeft Louis ons gegeven.’ Maar Henri hield voet bij stuk. Ook al had hij enkele weken geleden van zijn neuroloog gehoord dat die niets aan zijn rugklachten kon doen en had hij niet meer gespeeld sinds Nunspeet. ‘Kom je wat eerder voor koffie en inslaan?, appte ik nog. ‘Inslaan?! Ga zelfs geen oefenswings maken. Zo min mogelijk bewegen!’, appte hij terug. Met gemengde gevoelens ging ik naar de baan; wordt dit een leuke wedstrijd? Henri, wellicht gefrustreerd. Ik, wil zo niet winnen. Nou ja, hij wil zelf spelen, we gaan het zien. Met een stralende lach, roepend ‘Wat is het hier prachtig’, kwam hij aangelopen. ‘Eerst maar de buggy halen.’ Samen stonden we te klungelen bij het hok; Hoe gaat die deur open? Is dit zijn achteruit? Met enige hulp kregen we hem eruit en aan de praat. Toch een paar oefenputjes en de baan in. Henri, ook van rood. Ik, 8 slagen mee. Teveel volgens Henri. Zijn eerste afslag bleef laag, maar kwam ver. Zo ook de tweede slag. Hij verloor de 1e hole dankzij mijn extra slag. Allebei in 5. De tweede halften we. Op de derde, een lange par 4, de moeilijkste, kwam zijn verre afslag in de bunker, maar die speelde hij er geweldig uit. Alleen dankzij een fijne put en een extra slag, won ik deze hole. Inmiddels werd me duidelijk dat Henri zoveel routine heeft dat hij ondanks een paar maanden geen golf heel behoorlijk speelt. Al stond hij inmiddels wel 4 down. Op hole 7, een pittige par 4 vertelde ik hoe tijdens mijn eerste wedstrijd op de Veluwse, een clubgenote in 1 slag bij de berkjes (170m) lag en met de tweede slag (150 m) op de green. Twee puts en daarmee een par. ‘Zo moest het dus’. Prompt deed Henri haar na; zijn eerste gewonnen hole. Opluchting op zijn gezicht. Het was er nog. Hij kreeg er zichtbaar weer geloof in. En hij genoot. ‘Wat een mooie baan is dit’, herhaalde hij. ‘En wat een geweldige dag.’ Intussen slonk mijn voorsprong, we wonnen de holes zo ongeveer om en om. Henri speelde de par 5 prachtig in 5, we halften de par 3 en op hole 15 had ik twee slagen nodig om uit de bunker te komen; nog 2 down. Nu de hole die Henri als eerste won (de Veluwse is een 9 holes baan); we stonden allebei op scherp, lagen samen aan de rand van de green, maar Henri putte tot twee keer te voorzichtig: 3/2. Een dikke omhelzing en een zoen. Terwijl we naar hole 17 gingen bekende hij; ‘Deze wedstrijd heeft twee winnaars. Ik ben zo blij dat ik geen last van mijn rug heb. Ik denk dat ik me gewoon voor Welderen ga opgeven. En misschien ook voor de Gelpenberg. En mijn schaamte voor de buggy, ach dat zit vooral in mij.’ Zelf besefte ik natuurlijk dat Henri zonder zijn rugpauze waarschijnlijk een stuk moeilijker te verslaan was geweest. Op het zonovergoten terras, glas wijn erbij, praatten we na, over schrijven, boeken. Over ego-documenten; schrijfsels van mensen over hun leven, een hype. Henri bestudeert die momenteel. En hoe anders en moeilijk fictie schrijven is voor journalisten. Ik: ’Je fantasie aanzetten’. Henri: ‘Die hebben we misschien wel te lang uit moeten zetten, omdat we ons bij de feiten moesten houden. En nu kunnen we het niet meer.’ Een heerlijke middag. Al schaamde ik me voor de ooit zo vermaarde keuken van de Veluwse; een broodje bal met frietjes, was de daghap. Het is dat er een lekker glas wijn bij stond.