Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten
27.05.2022
Als er in de Bijbel ook maar één tekstvers had gestaan of desnoods maar één zin – en die dan ook nog maar op één manier te interpreteren viel, heel belangrijk! – dan was het beoefenen en bekijken van sport in mijn jeugd niet zo’n groot thema geweest als dat het nu was. Maar die stond er niet. Die staat er niet in. Gods Woord is immers onveranderlijk, wars van de tijdsgeest. Ik weet dat. Want ik heb hem meerdere keren van kaft tot kaft voorgelezen gekregen. Er zit een nadeel aan je afkomst bekennen, want daarmee zijn ook meteen de vooroordelen geboren. Maar die zal je verderop in dit stuk vanzelf bij je ontdekken. Vanwaar deze inleiding? En waarom, in godsnaam?
Nou, daarvoor neem ik jullie even mee naar mijn jonge jeugd. Ik ben van ’85. Wij lazen thuis het Reformatorisch Dagblad. Ik geloof de enige krant in Nederland zonder sportkatern. Als daarin over sport werd geschreven was het als er een Formule 1 coureur de dood vond. Of wanneer er ongeregeldheden waren bij een voetbalwedstrijd. Transfers werden wel besproken, maar heetten daar beroepingswerk en dan ging het over predikanten. En vooruit, de Elfstedentocht, die was ook cult. In die tijd stond er namelijk nog in de statuten van de tocht der tochten dat hij niet op zondag verreden mocht worden. Of dat nog steeds zo is, het zou goed kunnen, maar dan vooral omdat er nog nooit iemand erg in heeft gehad. Het lijkt me een artikel wat met één pennenstreek is verdwenen zodra de koorts een keer echt toeslaat en met de dag des Heeren in het gedrang lijkt te komen. Maar dit soort pareltjes ter bescherming van de zondagsrust verdienden een ereplaatsje in de scene.
Toen ik als jong mannetje bij de buren kwam of later op mijn zaterdagbaantje, las ik het Brabants Dagblad. Mét sportkatern! Ik vrat het. Tot op de laatste letter nam ik het gretig tot me. De krant was, samen met het radioprogramma ‘Langs de Lijn’ wat ik elke avond luisterde, terwijl ik met mijn oren geklemd lag op mijn wekkerradio die ik zo diep mogelijk in mijn kussen verstopte zodat het geluid absoluut niet bij het bed van mijn broertje terecht kwam zodat die zich kon beklagen bij mijn ouders dat ik te lawaaierig was, mijn enige poort naar de magische wereld van de sport. De wereld die ik zo waanzinnig interessant vond. De wereld waarvoor elke zondag vanaf de kansel gewaarschuwd werd.
Ik kan me nog goed herinneren dat wijlen ds. van Dijk me ooit eens bemoedigend toesprak vanaf de preekstoel. “Je zit met je gedachten bij PSV – Feyenoord hè?” Hij had gelijk. Want onderweg naar de kerk toe gluurde ik bij zoveel mogelijk huizen naar binnen om maar een fractie mee te krijgen van de wedstrijd. Ik denk dat het zelfs nog in de tijd was dat dit soort potjes op het open net werden uitgezonden. Ik heb geen idee. Wel weet ik dat PSV won met 7-2. En dat Jean Paul van Gastel zijn been brak.
Ik skeelerde veel in die tijd. Schaatsen op wielen. Erg populair onder christenen. En omdat er zo ontzettend veel getalenteerde christenen op skeelers waren, werden er ook nauwelijks wedstrijden georganiseerd op zondag. Ik was er nog aardig bedreven in ook. Andere sporten waren een soort van onbereikbaar. Voetbal was uit den boze. En van golf hadden we bij ons thuis niet eens van gehoord. Althans, ik niet. Mijn vader wel. Die is zelfs verantwoordelijk voor de aanleg van een golfbaan. Niet als architect ofzo, maar als hoofduitvoerder in de grond- weg- en waterbouw.
Maar aangezien sport en zondagsrust dus slecht met elkaar samengingen was een topsportcarrière uitgesloten. Al heb ik ook dat lang ontkent. Dan beweerde ik stellig dat ik ooit zo hard zou fietsen en zoveel voorsprong zou nemen dat ik op zondag niet hoefde te fietsen in de Tour de France. Er waren eigenlijk maar twee zondagen een probleem. De eerste, de dag na de proloog, destijds. En de laatste op de Champs Elysees. Want toen was het nog gebruikelijk dat er minimaal één rustdag op de zondag plaats zou vinden. Je kunt het je niet meer voorstellen nu op een zo ontzettend belangrijke televisiedag. Ik zag voor mezelf een uitzonderingsrol, zoals die ooit gold voor Folkert Velten, een geweldige voetballer van Heracles in die tijd die weigerde op zondag uit te komen.
Mensen als Jacques Chapel, maar ook onze gewaardeerde NVGJ-collega Andy Houtkamp, ze hebben mijn wereld mooier gemaakt, verlicht, verrijkt, noem het zoals je het noemen wilt, zonder dat ze het wisten.
Maar wie ook tot het gilde van sportjournalisten behoorde die ik in mijn hoofd tot mythische proporties maakte was, jawel, Henri van der Steen. Potverdrie, wat wilde ik vroeger graag Henri van der Steen zijn zeg. Sportjournalist. Iemand die betaald werd om naar voetbalwedstrijden te gaan en daar een verslag over te schrijven. Als ik zijn verslagen las waande ik me in het stadion, op het stoeltje naast hem. Analyserend, beschouwend. En dan zag ik hem in gedachte zitten achter zijn computer om zijn stukjes te tikken. Wat moest dat een machtig mooi leven zijn.
Inmiddels is er veel veranderd in mijn leven. En ook in dat van Henri. Maar dinsdag 10 mei kwam het dan zowaar tot een heus treffen tussen mij als afvallige (van de kerk) en Henri als de verstotene (uit de media). Scherp als zijn pen was en is heeft Henri het vermogen om mensen tegen zich in het harnas te jagen.
We filosofeerden die avond uitgebreid over de journalistiek en haar huidige kramp waarin ze zich bevond. We bespraken onze voorkeuren. Die lagen overigens ver, heel héél ver uit elkaar. Maar dat volledig terzijde. Waar we elkaar in vonden was de conclusie dat het zijn van een luis in de pels, het zijn van de slijpsteen voor de geest, in ieder geval geen vanzelfsprekendheid meer was in een wereld waarin er op elke journalist wel twee of drie voorlichters te vinden zijn.
Of ze worden het bijkans zelf. Wat te denken van het fenomeen clubwatchers? Wie nog gelooft dat daar nog enige vorm van journalistiek wordt bedreven gelooft ook vast nog dat Sywert het goed voorhad met ons land in de mondkapjesgate.
Henri dus. Mijn tegenstander in dit eerste treffen in de tweede ronde. Ik had als lage handicapper een buy-out gekregen voor de eerste ronde. En Henri was in bloedvorm. Die had mevrouw Verhoeven al een spreekwoordelijk pak op de billen gegeven op zijn favoriete course, Midden-Brabant. Een baan die voor mij sowieso al van toevalligheden aan elkaar hing. Want inderdaad. Midden-Brabant is de baan die mijn vader mee heeft aangelegd.
En tot voor kort had ik de baan nog nooit gespeeld. Maar het toeval wil dat we in de competitie ingedeeld waren met Midden-Brabant, waardoor ik – heel toevallig – hem twee weken voor het treffen met Henri maar liefst drie keer gespeeld had. Voorspelen, de dubbels en in mijn singlepartij. En gezien het niveau wat ik toen op de mat had gelegd was het ook geen reden om een andere suggestie te doen aan Henri toen hij met deze baan op de proppen kwam. Dit moest ik kunnen.
Hoe het vervolgens ging, lieve vrienden van de NVGJ, is iets wat ik jullie simpelweg niet kan onthouden. Want tsjongejonge, we maakten wat mee zeg.
Laat ik bij het begin beginnen. Henri had – galant als hij was – mij koffie met appelgebak in het vooruitzicht gesteld die hij ook zou betalen. En na onze partij zouden we ook nog wat eten, zo was Henri zijn idee. “We kunnen ook gaan spelen bij De Dommel in Sint Michielsgestel, maar dan betalen we beiden 80 euro en daar heb je bij Midden-Brabant nog een hapje voor,” zo stelde hij. Later bleek het om een arrangement te gaan waarbij dat al inbegrepen was. En aangezien ik veel eerder dan Henri op het landgoed in Esbeek was en ook al had afgerekend voor de greenfee, het eten, maar ook de appeltaart. Geen verwijt hoor, Henri.
We zouden om drie uur afslaan. En ik heb de prettige gewoonte – of autistische afwijking, zo u wilt, om er dan minstens een half uur van te voren te zijn, zodat ik het stramme lichaam wat kan opwarmen. Ik heb ooit eens in Golfers Magazine een stuk gelezen waarin gewaarschuwd werd voor het spelen zonder warming-up. Nu is het niet zozeer de bezorgdheid om mijn lichaam, maar meer omdat ik het fenomeen mulligan graag toepas in de bekende rondjes met de vrouw als ik niet heb ingespeeld. De timing moet ik op scherp krijgen in een fatsoenlijke range sessie. Eigenlijk kunnen we gevoeglijk concluderen dat ik er geen klote van kan.
Ik sluit niet uit dat Henri daar van op de hoogte was en dat zijn veel te late verschijnen onderdeel was van de strategie deze dag. Want in de masterclass die gameplan heet, leek niets aan het toeval te zijn overgelaten.
Omdat ik beleefd wachtte tot Van der Steen kwam opdagen en al drie keer een medewerker vriendelijk had bedankt voor haar aanbod om mij van wat drinken te voorzien bleef ik geduldig wachten. Wanneer zou het orakel uit Sint Michielsgestel verschijnen?
Om 14:50u viel hij haastig binnen, samen met zijn rolkoffer.
“Ben je met het openbaar vervoer, Henri?” vroeg ik nog. Ikzelf ben een fanatieke verstoker van fossiele brandstof, maar er was me verteld door collega’s van de NVGJ dat Henri alles probeerde te mijden wat niet bijdroeg aan de wereld beter maken. Zo ook autorijden. Later bleek hij ook te denken dat het minder eten van vlees een wezenlijk verschil zou maken voor een betere wereld. Als carnivoor ben ik een hele andere mening toegedaan. Maar – en hier gaat het mis wat mij betreft – volgens Henri is dat geen mening meer, maar een gegeven. “Omdat mensen die er voor doorgeleerd hebben dat zeggen!” Doorgeleerd of door geëvolueerd in een ideologie? Wie het weet mag het zeggen.
Nee, Henri was met de auto. Weliswaar een elektrische, maar toch.
(Henri, de productie van een auto kost zo’n 7 tot 10 ton aan stikstof. En met de productie van een accu komt daar nog eens 9 ton aan CO2 bij. Ja, dat beweren de mensen die er voor doorgeleerd hebben hè.)
(Hij stoot wel minder uit tijdens het rijden. Toegegeven. Al doet het laden ook nog wat, maar laten we nu niet op alle slakken zout leggen. Elektrisch rijden it is! We gaan er aan geloven. Wij allemaal. En ik ook. En ach, als dat nu écht bijdraagt?)
Ik bracht hem in herinnering dat we nog appeltaart zouden eten vooraf. “Oh ja, das waar ook!” schoot het hem te binnen. “Dat was ik helemaal vergeten joh”. Hij keek even op zijn horloge. En terwijl ik inmiddels het midden hield tussen: ‘Hoe kom ik hier beleefd onderuit’ aan de ene kant en ‘shit, als ik straks niet weet te winnen omdat ik niet ingespeeld ben’ aan de andere kant, zei Henri: “Maar dat kan nog makkelijk. We hoeven pas om acht minuten over drie te starten.”
Ik zag mijn inspelen in rook opgaan. De zelf betaalde appeltaart was heerlijk. Dat vergoedde een hoop. En sowieso was het spelen van een ronde golf nog nooit een straf geweest. Kom op, die paar slagen op een driving range. Wat konden die nu eigenlijk voor een verschil maken? Dat mocht toch geen naam hebben? Zo vermande ik mezelf.
We hadden nog wel tijd voor twee putts op de oefengreens. Toen was het moment daar om onze strijd aan te vangen.
Hole 1 is een dogleg naar rechts en met 368 meter de langste par vier van de baan. Henri koos voor een hybride en ging over links, waardoor de hole nog langer werd. Maar deze hole als een bogey hole spelen was zeker geen slechte strategie. Zeker niet met de zeven slagen in gedachten die hij meekreeg. Ik was het inspelen alweer vergeten en dacht: meteen aanvallen! Meteen duidelijk maken dat hij met bogeygolf er vandaag niet gaat komen. Niet op de holes waar we gelijke slagen moeten maken. Maar ook niet op de holes waar hij wel een slag meekrijgt. We zitten in een wedstrijd, nondejus! Die Joop van der Flier trofee kwam er niet zomaar.
Ik probeerde mijn drive dan ook af te snijden over de bult in de dogleg heen. Dat lukte wonderwel, al had ik wat pech met de ligging. Het tweede schot van de dag voor Henri verdween links van de green en rolde een paar centimeter een hindernis in.
En ik overdrijf niet, beste lezers die inmiddels tot hier zijn gekome. Dit was zijn enige foute bal van de dag. Ik herhaal: dit was de enige foute slag van Henri van der Steen. De ge-he-le dag.
Het was ook een scenario dat overduidelijk niet in zijn masterplan stond opgetekend. Want hij was er helemaal door van slag. De bal was nog goed zichtbaar, maar lag technisch gezien in de hindernis. En heel makkelijk kon hij er niet bij komen. Maar in een matchplay pot moest het kunnen. Ik had inmiddels een pitching wedge op de green geslagen en ging maar eens bij hem kijken. Want waarom duurde het zo lang?
Hij stond met de handen in het haar. Het waaide hard. De wind joeg om onze hoofden heen. Mijn labrador heeft met harde wind altijd het idee dat ie van alle kanten wordt aangevallen.
Zo moet u zich de situatie een beetje voorstellen. De wedstrijd was nog maar net begonnen. Maar dit stond niet in zijn aanvalsplan voor vandaag.
Toen ik bij hem aankwam zag ik hem vertwijfeld rondkijken. Wat zou de beste strategie zijn? De green werd beschermd door een paar glooiingen.
Achter een van die glooiingen vermoedde ik dat zijn kar stond.
Zijn kar?
Ja. Zijn kar. Ook een elektrische. Met zo’n loodzware milieubelastende accu.
Zijn kar. Maar hoe dichterbij ik kwam, hoe minder zeker ik daar van was. Waar was Henri zijn kar? De wind leek wel even weg te vallen. Alsof de wereld de grootste schik had op de achtergrond. Zij wist het al. Wij nog niet.
Ik moet meteen even een bekentenis doen. Het allereerste wat ik deed was mijn telefoon grijpen en een foto maken. We zijn notabene lid van de Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten, of niet?
De wind was er natuurlijk, maar de boosdoener was de automatische stand. Of nou ja, degene die de automatische stand – weliswaar niet expres – had gevraagd om zijn werk te doen. Henri zelf dus, die in zijn paniek om een bal in de hindernis, vergeten was zijn karretje uit te zetten.
Het tweede wat ik deed was helpen. Henri wilde al voorover buigen met zijn kop de sloot in, maar ik kon hem daar nog net van weerhouden. “Geef mij een handje,” bood ik aan. “Dan neig ik wel naar voren.” Dat zei ik. En ik dacht: ‘Je kunt het niet maken om iemand die bijna dertig jaar ouder is dan jij op z’n kop de sloot in te laten gaan.’
We konden er niet bij. De kar was met een flinke gang een sloot in gegaan. En terwijl Henri en ik samen een levende ketting vormden, waarbij ik vervaarlijk over het water heen hing, kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat er zwaarder geschut noodzakelijk was: mijn Scotty Cameron! Zette het clubhoofd achter een spaak van zijn loodzware buggy met wandelassistentie. De tas had zich inmiddels gevuld met water en vermenigvuldigde in gewicht.
Ik trok met alle kracht. Maar dacht ook: ‘Jeetje, als ie zo maar niet krom staat.’
Ja, kom op. We zaten in een wedstrijd. Er zijn belangrijkere zaken dan een tas. En bood dit niet juist kansen?
“Moeten we niet een greenkeeper om hulp vragen?” opperde ik voorzichtig. En in gedachten vroeg ik me al af wat dit voor gevolgen zou hebben voor onze wedstrijd? Wie zou hier eigenlijk meer last van hebben? Hij of ik?
‘Mijn telefoon’ riep Henri plots verschrikt.
Het plan greenkeeper ging de prullenbak in. We vonden hernieuwde krachten en deden nog eenmaal een manmoedige poging. Alles kraakte. Henri zijn been bloedde. Mijn duim was inmiddels gekneusd en ik bloedde ook. Maar er kwam beweging in het spul. Er brak iets af. Maar we kregen het op de kant. En terwijl we de tas op zijn kop hielden om al het water eruit te laten lopen maakten we een plan.
We liepen terug over hole 1, bukkend voor ballen van achterop komende spelers. Na een kort weinig meewerkend gesprek met de receptiemedewerkster liepen we weer terug met een geleende trolley. Terug naar hole 1. De wedstrijd kon hervat worden.
Over de wedstrijd zelf kan ik kort zijn. Henri deed werkelijk niets fout. Ik was slordig van de tee, moest veel herstellen en dat ging me gewoon niet zo goed af als gehoopt. Daar in de geest van Henri ook nog eens 3.000 woorden aan wijden zou een vorm van zelfkastijding zijn.
Als je tegen iemand speelt die alles raakt, ga je er gewoon vanaf. En terecht. Midden-Brabant is zijn habitat en werd mijn Waterloo.
Op hole 17 was het klaar met 2&1. Een dikverdiende overwinning voor onze vegetariër. Net toen we in een goed gesprek daarover zaten en ik genoot van mijn stukje rund en Henri van een vegetarische pastasalade (meen ik) kwam een Vlaams sprekende bediende bij onze tafel staan. “Smaakt het heren?” We mompelden met een volle mond iets van heerlijk. Hij wees naar Henri zijn bord en voegde volkomen ongevraagd toe: “Zelf vind ik altijd wel jammer dat er dan geen vlees bij zit… Lekker kip ofzo.”
Henri was die avond voor de tweede keer even van slag. Keek mij aan. “Is dit afgesproken ofzo?” Ik was echter net zo verbaasd. Henri herpakte zich – niet voor het eerst die dag – en beet hem toe: “Wat heb jij daar mee te maken?”
Gelijk had hij. Sowieso bepaalt Henri helemaal zelf of ‘ie wel vlees eet. Net zoals ik bepaal of ik het wél eet.
De slotavond van de NVGJ had alles: spanning, drama en een flinke dosis Murphy’s Law. In de A-categorie kroonde Foeke Collet zich tot tweevoudig kampioen van de Charles Taylor trofee. Halverwege de ronde ging hij nog languit op de grond liggen na een lullig chipje waarbij het in zijn rug schoot. Toch sprokkelde hij onverstoorbaar 36 punten bij elkaar. Mr. 34-35-36 zat dit keer aan de hoge kant. “Never underestimate the injured man,” bleek het motto van de avond.
De laatste reguliere wedstrijd van het seizoen is geweest, de finalisten die tijdens de Masters strijden om de Charles Taylor Trofee zijn bekend. Hoewel reikhalzend of met enige spanning (maar niet bij Foeke, merkte hij tijdens de prijsuitreiking fijntjes op) werd uitgekeken naar de wedstrijd op Haviksoord, want Major en dus bonuspunten, leverde deze dag wel veel nattigheid op (en veel gezelligheid, dankzij Anton en Monique van Dirk Doet), maar niet of nauwelijks verschuivingen in de diverse Order of Merits – we hebben er best veel. Bovenin waren er ook weinig verschuivingen te verwachten. Foeke speelt gewoon altijd 35 punten, tenzij een keer 34 of 36. In B zijn Sonja en Harald het gewone volk allang ontstegen. Hooguit kon iemand van plekje stijgen of dalen, dat was het wel zo’n beetje,. Alle finalisten zijn dus bekend al moet tot donderdag een voorbehoud gemaakt worden met betrekking tot de deelname van Henri van de Steen. Ondanks nagenoeg het hele jaar al fysieke malheur, een operatie aan de rug enkele maanden geleden, en sindsdien ook geen golf meer, staat hij in A nog steeds op een degelijke zesde plek. En dat is goed voor een partij tegen Hélène. Donderdag hoort hij meer van de specialist en probeert hij nog enkele oefenswings, maar dankzij een Spartaans herstelprogramma (‘Oefeningen, rusten, fietsen maar op de hometrainer, stukjes wandelen, daarna voorzichtig alles doen wat een man normaal doet, voorzichtig wel’) gaat hij ongetwijfeld aantreden. Desnoods met de P vanaf oranje – al is dat volgens de voor de zekerheid zojuist aangepaste reglementen niet meer toegestaan. Finalisten Goed, wie gaan er de baan in. Foeke v Martijn Marijke v Louis Hélène (laat je je handicap nog even weten?) v Henri (vermoedelijk dus) Frank H v Peter van W. Als Henri onverhoopt toch afhaakt, mag de nummer 9 de plek opvullen, maar dat is Cara en die zit in Italië. Dan mag uiteindelijk Anton meedoen, zij het voor spek en bonen, want niet voor bonuspunten en zo. Speelt dan tegen Peter van Weel, ook leuk. Alleen de nummer negen mag bij ontstentenis van een van de finalisten, reglementair toetreden tot het elitegezelschap van de beste acht. De finalisten in B zijn: Sonja v Harald René v Elaine Hannie v Leonard Roland v Hans T. De sponsors hebben een eigen finale en die is tussen Jolanda en Alwin. Puntentelling Louis merkte bij de prijsuitreiking op dat iedereen in de finale weer op nul begint. Dat is niet helemaal waar: de punten in de Order of Merit spelen weliswaar geen rol meer, maar daar komt een ander systeem voor in de plaats: de nummer een vertrekt met 250 punten, nummer twee met 200, nummer drie met 175 en zo aflopend tot 50. Datzelfde aantal punten valt weer te verdienen door goed te scoren: de beste in beide categorieën verdient weer 250 punten, de nummer twee 200, enz. Omdat hierdoor in het verleden vaak gelijke standen werden bereikt, zijn hier vorig jaar voor de finale weer bonuspunten aan toegevoegd, zoals bij de majors: 80 punten aflopend tot 10. Daardoor kan het toch weer spannend worden maandag. Voorbeelden, Brouwer, anders is het niet te volgen! Als Foeke vierde wordt, verdient hij 150 punten + 50 bonuspunten is 200. Opgeteld bij 250 punten bij de start, maakt dat 450. Louis (nr 4) start tijdens deze finale met 150 punten. Als hij de beste is, krijgt hij er 250 + 80 (bonus) bij, maakt in totaal 480. En wint hij de Charles Taylor trofee (mits Martijn geen tweede wordt). (Bedenk na deze diepe zucht: Jullie hoeven dit alleen maar te lezen, de Weco moet er mee werken). Louis Aan Louis werd gevraagd of hij misschien van rood zou gaan tegen Marijke. Misschien de moeite waard om te overwegen, zei hij, al concludeerde hij al snel: ik vind dat de mannen , in elk geval in A, van geel moeten spelen. Velen waren verbaasd dat Leonard, die in één week tijd zijn handicap met drie punten heeft verlaagd tot 13-en-een-beetje, toch van rood speelde. Maar voor Leonard is golfen dan ook vooral een denksport: bestudeer de baan van tevoren , bedenk waar je met je afslag graag wilt liggen en zoek daar niet alleen de juiste club maar ook vooral ook de juiste tee bij. En sla vervolgens niet toch het bos in. Die teekeuze zal nog wel een puntje van aandacht worden, in de Weco, volgend jaar, vermoedde de wedstrijdleider van dienst. Maar eerste nog even een best ingewikkelde wedstrijd. Want behalve een finale is dit ook alweer de eerste wedstrijd, die telt voor het seizoen 2025. Iederéén heeft dus wat om voor te spelen.
‘Heb je droge kleding mee?’, vroeg ik Roland. Op dat moment was onze finalepartij op De Hoge Kleij precies negen holes onderweg. Roland had net geprofiteerd van de extra slag (hij kreeg er acht in totaal) op de holes zeven en negen, waardoor de stand in de wedstrijd weer terug ging naar ‘all square’.
De genomineerden voor de Golfpersprijs zijn bekend. En naast Niels Hooft met zijn videoproducties rondom de Ryder Cup, de Solheim Cup bijlage van de Telegraaf in samenwerking met Golf.nl is ook 'onze' Anton Kuijntjes genomineerd met zijn liefdesbetoog over The Open. Op 3 november wordt de winnaar bekend gemaakt tijdens de slotavond van de NVGJ door juryvoorzitter Abe Jan ter Beek.
Onlangs bereikte ons het droevige nieuws van het overlijden begin dit jaar van ons oudste lid Jaap Homan. Hij werd 86 jaar. Jaap was een enthousiast lid van het begin van het ontstaan van de NVGJ in 1994 maar geen ‘founding member’. Jaap werkte bij het Nieuwsblad van het Noorden, eerst op de sportredactie en later als algemeen verslaggever. Door een fusie in 2002 met de Drentse & Asser Courant ging de combinatie verder onder de naam Dagblad van het Noorden. Hij was heel vaak aanwezig bij de wedstrijden van onze vereniging en ook meldde hij zich altijd aan voor de buitenlandse trips, mits hij toestemming had gekregen van ‘het parlement’ zoals hij zijn Ada steevast noemde, maar zij lag nooit dwars en gunde Jaap zijn uitjes met de NVGJ. Jaap woonde in Roden, in het noorden van Drenthe en was vaak de deelnemer die van het verst weg kwam. Misschien was het ook wel vanwege zijn vele deelnames dat hij, steevast in de B-categorie hoge ogen gooide op de jaarranglijst. Hij wist de Order of Merit in de B-categorie zelfs drie keer te winnen, in 2000, 2002 en 2003. Dat was ook de periode dat de NVGJ een aantal jaren op rij welkom was op zijn homecourse, Golfclub Holthuizen. Voor de winnaar had hij een toepasselijke prijs geregeld; een Drents keitje, waarop hij een gegraveerd plaatje had geknutseld met de tekst ‘Winnaar Drentse Kei’. Het is inmiddels al langer dan tien jaar geleden dat Jaap aan een wedstrijd van de NVGJ meedeed. In zijn actieve periode klaagde hij al vaak dat hij niet zo ver meer sloeg als vroeger. Hij was nooit lang van de tee, maar zijn fysieke gesteldheid maakte dat hij, ook van de rode tees, nog meer aan lengte inboette. Dit was de voornaamste reden dat hij liever stopte dan blijven aanmodderen. Toen Jaap de krant vaarwel had gezegd met dank aan de VUT regeling stopte hij niet met schrijven. Hij schreef artikelen voor golfkranten en – magazines en stelde ook een boek samen over de schaatsprestaties van de inwoners van zijn provincie. Een beetje parmantig prijkte zijn naam op de cover van dat boek, met die ene D. na zijn voornaam, precies zoals deze ook steevast onder zijn krantenstukjes stond. Nooit geweten waar die D voor stond maar de overlijdens advertentie gaf het geheim prijs, Date! We zullen Jaap missen en de NVGJ verliest in hem een ‘character’ zoals de Engelsen een uniek persoon noemen. (Tekst: Louis Westhof / Ruud Onstein