Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten
07.05.2023
Er is geen vuiltje aan de lucht. Eigenlijk. De lentezon schijnt op weg naar golfcourse De Purmer, de thuishaven van mijn matchplay-opponent Ronald Massaut. Ik voel mij fit en vrij. Vandaag speel ik weliswaar een uitwedstrijd en krijgt Ronald vier slagen mee, maar wij doen het op zijn verzoek van rood en dat is precies de kleur die ook bij mij past. De enige prijs die ik ooit won bij NVGJ was de Rode Dobbelsteen. Putten voor par lukte toen best wel vaak. Ronald is een aimabel man en dat maakt het voortuitzicht nog aantrekkelijker. Uit mijn kontzak steekt de scorekaart voor een heerlijke dag.
Wij lopen eerst de gele en dan de witte lus, zo heeft de inschrijving bepaald. Ronald is blij met de gele, die is hem goed gezind is, maar de witte ligt hem totaal niet. Daar liggen de sloten en waterpartijen hinderlijker in de weg en zijn de afstanden ook nog eens langer. Mij zegt het niets. Ik heb doorgaans geen actieve herinneringen aan holes die ik eerder elders heb gespeeld. Het clubhuis, met name de bar, herken ik meestal nog wel. Heel soms een tee of green als ik er eenmaal op sta. Met de oriëntatie van een Dodo hobbel ik ziende blind mee met mijn flightgenoten. Zo zal het vandaag ook wel gaan.
Dwarssloot
Maar aangekomen op hole 1 van de gele lus slaat een zekere schrik mij om het hart. Ik meen dat mijn eerste bal hier, ooit, direct op links de vijver inging. Slaat mijn fantasie nu op hol of zoefde de volgende bal in de rough, vlak voor de dwarssloot op de fairway? Had ik na twee laffe tussenslagen niet nog eens drie putts nodig? Mijn zelftrouwen vliegt pardoes het raam uit. Ik verpruts de hole zoals in mijn herinnering. Ronald loopt ook meteen tegen een strafslag aan, maar laat er een prachtige approach op volgen en na twee putts staat hij 1 up. Dat de gele lus Ronald werkelijk ligt blijkt snel. Hij is relaxed en mikt secuur. Ik sla gehaast, met kracht, kijk te vroeg op en top zo menig bal. Na vijf holes staat Ronald al 4 up. Hole 7 is voor mij, maar als wij de eerste negen hebben voltooid staat hij weer 4 up.
Who cares
Op tee 1 van de witte lus valt er iets van mij af. De match zal zo wel over zijn, maar who cares? Het weer is prima, het gezelschap is fijn en ik ben eergister in goede gezondheid 70 geworden. Mag, nee móet een mens dan niet uiterst tevreden zijn? Nou dan! Mijn spel begint te lopen, terwijl Ronald uit zijn flow raakt. De eerste vier holes eindigen wij nog all square, maar dan gaat bij de een het licht uit, bij de andere aan. Daar waar Ronald die waterpartijen en sloten vreesde treft hij ze ook. Ik laveer er tussendoor. Lang verhaal kort: ik eindig de witte met 4 up. Na 18 holes derhalve geen winnaar, maar een play off.
Ronald vraagt de dienstdoende marshall permissie om het ergens nog even te mogen afmaken. De beste man speurt in de boeken. Ja, dat kan wel. Op hole 1 van de gele, maar dan wel héél snel afslaan. “Is er nog een optie”, vraag ik quasi nonchalant? “Wit misschien? Rood dan?”. ”Nee, echt opschieten nu,” klinkt het bondig. „De volgende flight komt er zo aan!”. Ronald’s gezicht klaart weer op. Het mijne betrekt. Er komen ineens twee actieve herinneringen boven.
Tussen de oren
“Een golfer lijdt het meest door het lijden dat hij vreest”, zei de vermaarde ballstriker Gianni Fiasco eens. Inderdaad, het zit allemaal tussen de oren. Zeker bij mij. Ik ben als eerste aan de beurt en probeer mij te vermannen. De bal verdwijnt opnieuw in de vijver op links. Voor drie sla ik in de sloot die dwars door de fairway loopt. De volgende slag belandt in de rough naast de green. Ronald ligt intussen op drie meter van de hole. Ik feliciteer hem. 1 up voor Ronald na 19 holes.
Het wegslikken van de nederlaag is voorbij als de eerste bitterbal naar binnen gaat. Ronald toont zich wederom een gezellig gastheer. De drankjes zijn van hem. Wij hebben een mooi gesprek als golf spelende journalisten onder mekaar. Het afscheid is hartelijk.
Geen vuiltje aan de lucht, eigenlijk.
Zal je altijd zien. Als een van de twee spelers bijtijds weg moet, moeten er extra holes gespeeld worden. 'Gelukkig' duurde de play-off niet lang. Voor Martijn dan. Sonja was er minder blij mee. Lang verhaal kort; ik won, Sonja verloor, al was het een dubbeltje op zijn kant.
We wisten niet van elkaar dat we ooit een tijdje werkzaam waren voor hetzelfde bedrijf: de uitgeversgroep NDC/VBK. Dat moet in de periode 2005-2012 zijn geweest. Aernoud Jan bovenin de top bij de boekenpoot (VBK), ikzelf als (eind)redacteur bij de noordelijke dag- en weekbladen (NDC), vooral de Leeuwarder Courant. Nu bestiert Aernoud Jan zijn eigen uitgeverij (Edicola, gevestigd in Deventer, 8 mensen in vaste dienst, 20 zzp’ers) – dat wist ik dan weer wel. ‘Gemiddeld geven we anderhalf boek per week uit’, vertelde hij. Dat is zo’n tachtig boeken per jaar. Recente bestsellers zijn de biografieën van schaatscoryfee Irene Schouten (meer dan 20.000 exemplaren verkocht) en André van Duin (idem).
Twee winnaars op de Veluwse ‘Ik kom, maar bestel wel een buggy voor me’, liet Henri me twee weken geleden weten over onze afspraak om vrijdag 16 mei de 1e ronde Mr Glow te spelen. ‘We kunnen nog drie weken uitstellen’, opperde ik. ‘Die tijd heeft Louis ons gegeven.’ Maar Henri hield voet bij stuk. Ook al had hij enkele weken geleden van zijn neuroloog gehoord dat die niets aan zijn rugklachten kon doen en had hij niet meer gespeeld sinds Nunspeet. ‘Kom je wat eerder voor koffie en inslaan?, appte ik nog. ‘Inslaan?! Ga zelfs geen oefenswings maken. Zo min mogelijk bewegen!’, appte hij terug. Met gemengde gevoelens ging ik naar de baan; wordt dit een leuke wedstrijd? Henri, wellicht gefrustreerd. Ik, wil zo niet winnen. Nou ja, hij wil zelf spelen, we gaan het zien. Met een stralende lach, roepend ‘Wat is het hier prachtig’, kwam hij aangelopen. ‘Eerst maar de buggy halen.’ Samen stonden we te klungelen bij het hok; Hoe gaat die deur open? Is dit zijn achteruit? Met enige hulp kregen we hem eruit en aan de praat. Toch een paar oefenputjes en de baan in. Henri, ook van rood. Ik, 8 slagen mee. Teveel volgens Henri. Zijn eerste afslag bleef laag, maar kwam ver. Zo ook de tweede slag. Hij verloor de 1e hole dankzij mijn extra slag. Allebei in 5. De tweede halften we. Op de derde, een lange par 4, de moeilijkste, kwam zijn verre afslag in de bunker, maar die speelde hij er geweldig uit. Alleen dankzij een fijne put en een extra slag, won ik deze hole. Inmiddels werd me duidelijk dat Henri zoveel routine heeft dat hij ondanks een paar maanden geen golf heel behoorlijk speelt. Al stond hij inmiddels wel 4 down. Op hole 7, een pittige par 4 vertelde ik hoe tijdens mijn eerste wedstrijd op de Veluwse, een clubgenote in 1 slag bij de berkjes (170m) lag en met de tweede slag (150 m) op de green. Twee puts en daarmee een par. ‘Zo moest het dus’. Prompt deed Henri haar na; zijn eerste gewonnen hole. Opluchting op zijn gezicht. Het was er nog. Hij kreeg er zichtbaar weer geloof in. En hij genoot. ‘Wat een mooie baan is dit’, herhaalde hij. ‘En wat een geweldige dag.’ Intussen slonk mijn voorsprong, we wonnen de holes zo ongeveer om en om. Henri speelde de par 5 prachtig in 5, we halften de par 3 en op hole 15 had ik twee slagen nodig om uit de bunker te komen; nog 2 down. Nu de hole die Henri als eerste won (de Veluwse is een 9 holes baan); we stonden allebei op scherp, lagen samen aan de rand van de green, maar Henri putte tot twee keer te voorzichtig: 3/2. Een dikke omhelzing en een zoen. Terwijl we naar hole 17 gingen bekende hij; ‘Deze wedstrijd heeft twee winnaars. Ik ben zo blij dat ik geen last van mijn rug heb. Ik denk dat ik me gewoon voor Welderen ga opgeven. En misschien ook voor de Gelpenberg. En mijn schaamte voor de buggy, ach dat zit vooral in mij.’ Zelf besefte ik natuurlijk dat Henri zonder zijn rugpauze waarschijnlijk een stuk moeilijker te verslaan was geweest. Op het zonovergoten terras, glas wijn erbij, praatten we na, over schrijven, boeken. Over ego-documenten; schrijfsels van mensen over hun leven, een hype. Henri bestudeert die momenteel. En hoe anders en moeilijk fictie schrijven is voor journalisten. Ik: ’Je fantasie aanzetten’. Henri: ‘Die hebben we misschien wel te lang uit moeten zetten, omdat we ons bij de feiten moesten houden. En nu kunnen we het niet meer.’ Een heerlijke middag. Al schaamde ik me voor de ooit zo vermaarde keuken van de Veluwse; een broodje bal met frietjes, was de daghap. Het is dat er een lekker glas wijn bij stond.
Sponsor Alwin de Rijke is trainer-opleider en directeur van The Sparring Partners. Hij en zijn collega's zijn vooral actief in leiderschap en personlijke ontwikkeling. Een kleiner, maar onderscheidend deel, zijn (anti-)agressietrainingen. Bij de laatste gebruikt hij vechtkunst, een leek zou het gewoon boksen noemen, om sneller door te dringen tot de kern. ,,Praten, vertellen en uitleggen, oké. Als het fysiek wordt, komt het écht binnen.''
Met trots kondigt de NVGJ aan dat Redexim de titelsponsor is van de Nations Cup 2025, het internationale golftoernooi voor golfjournalisten dat dit najaar plaatsvindt op Texel.
Klop gehad ... van mijzelf ,,Je speelt niet tegen míj, je speelt tegen jezelf.'' Michiel van Kleef had het niet duidelijker kunnen stellen. Ik doe het zelf, kampioen holes verkloten. Totaal niet in de wedstrijd. En matchplay is écht een wedstrijd, puur één-op-één. Mijn voorbereiding op het seizen was ook helemaal niks. Pas vier rondje gespeeld sinds oktober vorig jaar. De hele winter mantelzorger geweest voor mijn beide ouders, verpleger/verzorger voor mijn echtgenote Dea na een hele ongelukkige val met de fiets. Surprisereis moeten annuleren, net als onze eigen winterse golfvakantie. Te veel water Vooraf had ik mij mede daarom ook niet echt een voorstelling gemaakt van mijn matchplay op De Purmer. Alleen dat Michiel zijn ballen gemakkelijk 130-150 meter slaat, ik kom vaak niet verder dan 80-90 meter, 100 max. Met slechts vier slagen mee op de moeilijkste holes red je dat écht niet. In theorie verlies je dan bijna elke par 5 en alle lange par 4-en. Gelukkig spelen we de lussen geel-rood. Niet de witte. De holes op wit zijn té lang, de fairways té smal en er is té veel water. En geel-rood is mij altijd wel goed gezind geweest. En toch: de eerste vier holes beginnen slecht. Ik krijg de bal niet fatsoenlijk weg vanaf de tee. Beetje te voorzichtig, misschien, afslaan met een houten 3. Maar toch: op hole 3 sta ik zo maar 1 up. Heel eerlijk, dat punt krijg ik in de schoot geworpen, want Michiel speelt met een verkeerde bal. Ik schrik er zelfs van. Dit kan niet. Klopt helemaal, want prompt gaat hole 4 verloren; twee keer een waterbal. En er komt nog veel meer water, bedenk ik mij. 'Zó zonde' Ik ben de tel kwijt hoeveel ballen ik in het water heb geslagen. Ik schat een stuk of tien. Heel toepasselijk: ik speel met lakeballs. Dieptepunt: met drie slagen voor op de moeilijkste hole van de rode lus sla ik mijn bal twee meter verder in het water. En vanaf dezefde plek nog eens. Weg voorsprong. ,,Zó zonde'', reageert Michiel hoofdschuddend. Doodzonde! Hoe kun je zo slecht spelen? Nu speel je natuurlijk niet alleen. En Michiel slaat soms - voor mij - wereldballen. Hoe kom jij aan handicap 26,5, vraag ik niet begrijpend. ,,Nou ja, dat heb je gezien. Ik sla wel ver, maar alle kanten op. Mijn pro zegt ook dat ik gemakkelijk naar handicap 20 kan. Alleen op deze manier gaat dat niet gebeuren.'' Om vervolgens weer met een hoek zijn bal zoek te spelen. ,,Dat bedoel ik dus.'' Oké. Putten Zo staat Michiel bij de turn slechts 1 up. ,,Alles is nog mogelijk.'' En dat blijkt ook als ik hole 10 win, dankzij een mooie putt. Gelijk! De putter is weer hot vandaag, maar daarvoor moet ik wel eerst op de green zien te komen. Zo blijkt. De volgende holes gaan verloren. Ik hoef niet eens meer te putten. Vier op rij gaan naar Michiel, deels door eigen handelen. Op hole 15 - een par 3 - beleef ik nog even een opleving, maar op hole 16 - een lange par 5 - gaat bij 3&3 definitief het licht uit. 'Je speelt niet tegen mij, je speelt tegen jezelf', herhaal ik de harde maar juiste observatie van Michiel. Michiel, succes in de volgende ronde. En ondanks de smadelijke nederlaag was het toch een aangename golfmiddag. Bedankt!