Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten
20.10.2020
Als je maar lang genoeg lid bent van een clubje, leer je vanzelf de andere leden kennen, de een beter dan de andere. Van sommigen krijg je hun familiegeschiedenis te horen, al dan niet in etappes. De afgelopen 25 jaar heb ik zo regelmatig aan de lippen gehangen van Charles Taylor, Pim Donkersloot en William Wollring, mannen met een interessante, soms ronduit fascinerende achtergrond. En dan zat ik vele uren in het autootje met Marijke, niet zelden elkaars familieverhalen openbarend. Die van mij beperkten zich overigens vooral tot de avonturen met kinderen en kleinkinderen.
Ik zou zelf niet snel op het idee komen op onderzoek te gaan naar de geschiedenis van mijn familie. Mijn ouders stammen weliswaar uit grote families, met respectievelijk tien en twaalf kinderen. Beide opa’s waren kleine boertjes op de schrale zandgronden van Oost-Brabant. In hun al even schrale milieu was geen plaats voor cultuur of politiek, er was in geen velden of wegen een boek te bekennen en er werd niet aan muziek gedaan, behoudens dan het mompelend zingen in de kerk.
Beide families leverden ook braaf een kind aan de kerk, een non en een priester, mijn ome Jan, de een na oudste van de kinderen Van der Steen. Mijn vader overleed 30 juli van dit jaar, op mijn verjaardag. Hij liet zich euthanaseren, 89 jaar oud, klaar met een lang leven en een relatief kort lijden. Die dag zal ik me voor altijd herinneren als die van het grote zwijgen. Niet in zijn laatste dagen, niet op die laatste dag, goed beschouwd was er nooit tijd geweest voor een goed gesprek met zijn kinderen. Wel vertelde hij me ooit dat de zwaarste dag in zijn leven de dag was dat hij zijn ouders moest vertellen dat ome Jan het voor gezien hield in de kerk; hij trad uit. Zelf durfde ‘ome Heeroom’ het mijn opa en oma niet op te biechten.
Intieme kwesties
Op de eerste dinsdag van vorige maand speelden we met onze club op Texel. Ik reisde al op zondag af, ook om mijn tante Mieke eens te bezoeken, in Lutjebroek. Zij trouwde met ome Jan nadat hij het priesterleven had opgegeven. Mieke vertelde me die dag iets nieuws. Jan was niet zozeer uitgetreden, maar al eerder op non-actief gesteld en later gewoon uit de kerk gegooid! De reden: hij had zich al te vaak en al te openlijk en luid afgezet tegen Rome. Wie in de familie hiervan wist? Niemand. De familie Van der Steen bestaat nog altijd uit ooms en tantes die kunnen praten als Brugman, behalve als het over intieme, belangrijke kwesties gaat… Is dat Brabants? Boers? Een kwestie van het tijdsgewricht?
Carien van Beek, antropologe en documentairemaakster, is de geschiedenis van haar familie, in het bijzonder die van haar vader, wel gaan onderzoeken. Ze heeft er een boek over geschreven, Verzet en SS. Dapper besluit. Heel veel mensen willen graag een boek schrijven, iets te veel mensen doen dat ook. Wij, van de journalistiek, weten hoe moeilijk het is goed te schrijven, laat staan een goed boek in elkaar te draaien. En hoe besluit je jaren werk te stoppen in een boek dat je je nachtrust kost, misschien rondom de dag van verschijning even voor euforie zorgt en daarna mogelijk snel vergeten wordt – met de kans dat er een jaar later 624 exemplaren zijn verkocht…?
Uitzonderlijke geschiedenis
Zij heeft het dus gewoon gedurfd. En allereerst moet worden vastgesteld dat ik Verzet en SS in twee rukken heb uitgelezen. Het gaat ook wel om een uitzonderlijke geschiedenis. Uitgangspunt: Carien heeft nooit beter geweten dan dat haar inmiddels overleden vader tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet heeft gezeten. Tot ze, min of meer toevallig, in 2010 hoort dat die versie van de biografie van papa niet klopt: hij heeft wel in het verzet gezeten, maar hij heeft evengoed getekend bij de Waffen-SS, hij heeft zelfs aan het oostfront gevochten!
Wat doe je dan? Dan stap je naar moeder, die dan 84 is, maar nog helder van hoofd, en — god betere het — nooit met een woord heeft gerept over deze toch alleszins memorabele episode in het leven van wijlen haar geliefde man. Maar moeder is niet meteen aanspreekbaar voor haar dochter, doet liefst of haar neus bloedt. Carien raakt steeds meer geprikkeld de waarheid te achterhalen, zeker als ze er achter komt dat moeder haar ook nog een hak heeft gezet door het kindsdeel van de erfenis stiekem voor zichzelf te houden. Mooie moeder. Ze is van ‘Brabantse adel’ volgens het boek, wat dat ook zeggen mag.
Grijs verleden
Aan haar moeder de barones of gravin of markiezin heeft Carien aanvankelijk dus weinig als het gaat om het achterhalen van de ongetwijfeld bittere feiten. Pikant is achteraf wel de relatie tussen moeder en dochter. In het hier elders gepubliceerde interview van René met Carien zegt ze dat moeder uiteindelijk toch wel trots was op haar vasthoudende dochter. Dat klinkt lief. De lezer van het boek krijgt echter eerder de indruk dat de moeder een heks was van de buitencategorie. Kunnen kinderen en ouders elkaar misschien uiteindelijk alles vergeven…? Moeten we ook hier vaststellen dat we accepteren dat elk verleden een grijs verleden is…?
Carien laat zich in elk geval door het defensieve gedrag van haar moeder niet aan de kant schuiven, zij moet en zal de feiten boven tafel halen, omdat ze niet kan geloven dat haar vader daadwerkelijk zo dom of slecht is geweest voor de SS te tekenen en met de Duitsers naar het oostfront te trekken. Dat heeft hij echter wel degelijk gedaan. Haar speurtocht, een onderneming van meerdere jaren, levert echter zo veel nuances op dat er feitelijk een nieuwe waarheid ontstaat. Pa blijkt zich in een vlaag van verstandsverbijstering te hebben aangesloten bij de SS, deels om zijn familie van geld te voorzien in barre tijden, deels uit kinderlijke onbevangenheid, deels door een aanval van totaal onbenul.
Jazzmusicus
In het boek geeft ze haar vader de naam George. Zijn geschiedenis is er niet eentje met criminele inslag, eerder een van ravissante impulsiviteit. George is een jongen met talent en toekomst. Hij is jazzmusicus, zanger, tekstschrijver, een heel verdienstelijk dichter, hij is goed in turnen en waterpolo en gevierd bij de meisjes. Een avonturier ook. Op z’n zeventiende vertrekt hij al met een vriend om mee te gaan vechten in de Spaanse burgeroorlog. De snotneuzen komen tot Parijs, waar de radio-politie hen oppakt en met een schop onder hun kont op de trein naar huis zet.
George is ook een goed katholiek – en misschien in het verlengde daarvan een dromer en een idealist. Later, veel later, blijkt hij trouwens succesvol als zakenman, wat misschien al vroeg had kunnen worden voorspeld. Als hij bij Bruynzeel werkt, in Zaandam, verloot hij elke week zijn loon onder collega’s een handige vondst, want die loterij brengt steevast meer op dan zijn weekloon groot is… Lang na de oorlog levert zijn zakelijke talent zelfs een waar fortuintje op, dat dus, helaas voor Carien, na het overlijden van George, exclusief door mama wordt opgemaakt.
Hoge Duitse officier
We krijgen een goed beeld van haar vader als Carien beschrijft hoe het er in diens ouderlijk huis aan toeging. Dat huis is gedurig gevuld met artistiekelingen: schrijvers, tekenaars, dwarsdenkers, musici als Eddy Christiani. George zelf speelt al met het jazzorkest the Swingphonians in clubs en cafés. Zijn leven leidt hij als een vrolijke Frans. Tot de oorlog aan alle vrolijkheid een einde maakt. Niet aan zijn actiebereidheid. George sluit zich aan bij een knokploeg en moet volgens dochter Carien een waar hoogtepunt hebben beleefd als verzetsman bij het voor Amsterdam CS redden van tien opgepakte collega’s die worden afgevoerd om mogelijk/vermoedelijk geëxecuteerd te worden. George’s knokploeg organiseert een soort overval op het transport, waarbij George wordt ingezet als hoofdpersonage. Verkleed als hoge Duitse officier maakt hij zich zogenaamd bekend en beveelt op de bluf dat de tien niet op de trein worden gezet, maar in twee gereedstaande voertuigen met een andere bestemming moeten. Zo geschiedt, als het tenminste niet min of meer een apocrief verhaal is.
En dan is die dronkenmansavond waarop George belooft de volgende dag te tekenen voor de SS. Hoe stom kun je zijn, denkt hij al twee dagen later, op transport naar het opleidingskamp. Hij heeft vervolgens nog maar één gedachte: hoe kom ik hier weg? George probeert het diverse keren met geveinsde ziektes, maar uiteindelijk zit hij gewoon op het transport naar het oostfront, de Oekraïne. Daar probeert hij het opnieuw met simulatie, nu met een truc waarbij hij een zinken kwartje doorslikt, zodat hij ziek wordt en naar het ziekenhuis moet worden vervoerd. Daar stelt de geneesheer twee maagzweren vast. George mag op verlof. Naar huis. Om daar onder te duiken, maar intussen ook weer meteen verzetswerk te doen, om zijn schuld in te lossen…
Kunst en hobbyisme
Carien trekt het hele spoor na dat haar vader in 1942 en 1943 nalaat als Waffen-SS, via een opleidingskazerne in Klagenfurt tot aan het front in de Oekraïne en Rusland. In de stervenskoude winter, want ze wil voelen wat papa heeft gevoeld. En dan zie je goed hoe verbeten ze op zoek is gegaan naar de feiten. Kunst laat zich beoordelen met verschillende criteria, maar een van de essentiële verschillen tussen echte kunst en hobbyisme is de urgentie die een werk uitstraalt. Aan sommige kunstwerken is te zien dat er voor de kunstenaar niks anders op zat dan het vervaardigen van wat hij vervaardigde. Dat lees je in Verzet en SS: Carien van Beek móest dit boek schrijven. Haar zoektocht is een litanie, een gebed waarin ze smeekt om feiten die de schuld van haar vader ontkennen of tenminste begrijpelijk maken. Naast het hoe dan ook bijzondere verhaal van George is de fanatieke jacht op de waarheid van de auteur het bestanddeel van het boek dat beklijft.
Na de oorlog wordt George aangegeven, nota bene door een van de tien verzetsmannen die hij eerder redde voor Amsterdam CS. George wordt veroordeeld, anderhalf jaar opgesloten, deels onder wrede, wraaklustige omstandigheden. Dochter Carien komt aan de hand Van Stefan Zweig (‘Schaduw is het kind van licht’) tot mooie filosofische gedachten, feitelijk is Verzet en SS in de volle lengte een overtuigende apologie.
Dialogen
Een enkele kritische noot is er ook wel te kraken. Op de eerste tientallen bladzijden merk je dat de auteur moeite had met de compositie van het verhaal, wat niet zo gek is wanneer je over een lange periode steeds weer flarden nieuwe informatie vangt, doorgaans in een onhandige volgorde. En soms zou je willen dat ze meer de verhalende vorm had gekozen in plaats van de dialoog. Niet iedereen is het, als Peter Buwalda of A.F.Th. van der Heijden, gegeven de superieure gesprekken weer te geven die tot grote literatuur leiden.
Het zijn details, want Verzet & SS is een mooie, zeer leesbare, waardevolle bijdrage aan de eeuwige queeste naar goed en fout in het leven, een vraagstuk dat zich niet beperkt tot de relatief unieke momenten van een oorlog.
Tijd voor Max
De schrijfster kan het als een compliment beschouwen, dat Chris van der Heijden het eerste exemplaar in ontvangst wilde nemen. De historicus Van der Heijden is de auteur van meerdere belangwekkende boeken over de oorlog, waarvan Grijs verleden wel het bekendste en meest controversiële is. Van der Heijden, wiens vader ook bij de SS zat, specialiseerde zich de afgelopen decennia min of meer op het vraagstuk van goed en fout.
De boekpresentatie op 22 oktober gaat vanwege corona overigens niet door, maar Carien is die dag te zien en horen bij ‘Tijd voor Max’, van 17.10-18.00 uur, wellicht in het gezelschap van Chris van der Heijden.
Zal je altijd zien. Als een van de twee spelers bijtijds weg moet, moeten er extra holes gespeeld worden. 'Gelukkig' duurde de play-off niet lang. Voor Martijn dan. Sonja was er minder blij mee. Lang verhaal kort; ik won, Sonja verloor, al was het een dubbeltje op zijn kant.
We wisten niet van elkaar dat we ooit een tijdje werkzaam waren voor hetzelfde bedrijf: de uitgeversgroep NDC/VBK. Dat moet in de periode 2005-2012 zijn geweest. Aernoud Jan bovenin de top bij de boekenpoot (VBK), ikzelf als (eind)redacteur bij de noordelijke dag- en weekbladen (NDC), vooral de Leeuwarder Courant. Nu bestiert Aernoud Jan zijn eigen uitgeverij (Edicola, gevestigd in Deventer, 8 mensen in vaste dienst, 20 zzp’ers) – dat wist ik dan weer wel. ‘Gemiddeld geven we anderhalf boek per week uit’, vertelde hij. Dat is zo’n tachtig boeken per jaar. Recente bestsellers zijn de biografieën van schaatscoryfee Irene Schouten (meer dan 20.000 exemplaren verkocht) en André van Duin (idem).
Twee winnaars op de Veluwse ‘Ik kom, maar bestel wel een buggy voor me’, liet Henri me twee weken geleden weten over onze afspraak om vrijdag 16 mei de 1e ronde Mr Glow te spelen. ‘We kunnen nog drie weken uitstellen’, opperde ik. ‘Die tijd heeft Louis ons gegeven.’ Maar Henri hield voet bij stuk. Ook al had hij enkele weken geleden van zijn neuroloog gehoord dat die niets aan zijn rugklachten kon doen en had hij niet meer gespeeld sinds Nunspeet. ‘Kom je wat eerder voor koffie en inslaan?, appte ik nog. ‘Inslaan?! Ga zelfs geen oefenswings maken. Zo min mogelijk bewegen!’, appte hij terug. Met gemengde gevoelens ging ik naar de baan; wordt dit een leuke wedstrijd? Henri, wellicht gefrustreerd. Ik, wil zo niet winnen. Nou ja, hij wil zelf spelen, we gaan het zien. Met een stralende lach, roepend ‘Wat is het hier prachtig’, kwam hij aangelopen. ‘Eerst maar de buggy halen.’ Samen stonden we te klungelen bij het hok; Hoe gaat die deur open? Is dit zijn achteruit? Met enige hulp kregen we hem eruit en aan de praat. Toch een paar oefenputjes en de baan in. Henri, ook van rood. Ik, 8 slagen mee. Teveel volgens Henri. Zijn eerste afslag bleef laag, maar kwam ver. Zo ook de tweede slag. Hij verloor de 1e hole dankzij mijn extra slag. Allebei in 5. De tweede halften we. Op de derde, een lange par 4, de moeilijkste, kwam zijn verre afslag in de bunker, maar die speelde hij er geweldig uit. Alleen dankzij een fijne put en een extra slag, won ik deze hole. Inmiddels werd me duidelijk dat Henri zoveel routine heeft dat hij ondanks een paar maanden geen golf heel behoorlijk speelt. Al stond hij inmiddels wel 4 down. Op hole 7, een pittige par 4 vertelde ik hoe tijdens mijn eerste wedstrijd op de Veluwse, een clubgenote in 1 slag bij de berkjes (170m) lag en met de tweede slag (150 m) op de green. Twee puts en daarmee een par. ‘Zo moest het dus’. Prompt deed Henri haar na; zijn eerste gewonnen hole. Opluchting op zijn gezicht. Het was er nog. Hij kreeg er zichtbaar weer geloof in. En hij genoot. ‘Wat een mooie baan is dit’, herhaalde hij. ‘En wat een geweldige dag.’ Intussen slonk mijn voorsprong, we wonnen de holes zo ongeveer om en om. Henri speelde de par 5 prachtig in 5, we halften de par 3 en op hole 15 had ik twee slagen nodig om uit de bunker te komen; nog 2 down. Nu de hole die Henri als eerste won (de Veluwse is een 9 holes baan); we stonden allebei op scherp, lagen samen aan de rand van de green, maar Henri putte tot twee keer te voorzichtig: 3/2. Een dikke omhelzing en een zoen. Terwijl we naar hole 17 gingen bekende hij; ‘Deze wedstrijd heeft twee winnaars. Ik ben zo blij dat ik geen last van mijn rug heb. Ik denk dat ik me gewoon voor Welderen ga opgeven. En misschien ook voor de Gelpenberg. En mijn schaamte voor de buggy, ach dat zit vooral in mij.’ Zelf besefte ik natuurlijk dat Henri zonder zijn rugpauze waarschijnlijk een stuk moeilijker te verslaan was geweest. Op het zonovergoten terras, glas wijn erbij, praatten we na, over schrijven, boeken. Over ego-documenten; schrijfsels van mensen over hun leven, een hype. Henri bestudeert die momenteel. En hoe anders en moeilijk fictie schrijven is voor journalisten. Ik: ’Je fantasie aanzetten’. Henri: ‘Die hebben we misschien wel te lang uit moeten zetten, omdat we ons bij de feiten moesten houden. En nu kunnen we het niet meer.’ Een heerlijke middag. Al schaamde ik me voor de ooit zo vermaarde keuken van de Veluwse; een broodje bal met frietjes, was de daghap. Het is dat er een lekker glas wijn bij stond.
Sponsor Alwin de Rijke is trainer-opleider en directeur van The Sparring Partners. Hij en zijn collega's zijn vooral actief in leiderschap en personlijke ontwikkeling. Een kleiner, maar onderscheidend deel, zijn (anti-)agressietrainingen. Bij de laatste gebruikt hij vechtkunst, een leek zou het gewoon boksen noemen, om sneller door te dringen tot de kern. ,,Praten, vertellen en uitleggen, oké. Als het fysiek wordt, komt het écht binnen.''
Met trots kondigt de NVGJ aan dat Redexim de titelsponsor is van de Nations Cup 2025, het internationale golftoernooi voor golfjournalisten dat dit najaar plaatsvindt op Texel.
Klop gehad ... van mijzelf ,,Je speelt niet tegen míj, je speelt tegen jezelf.'' Michiel van Kleef had het niet duidelijker kunnen stellen. Ik doe het zelf, kampioen holes verkloten. Totaal niet in de wedstrijd. En matchplay is écht een wedstrijd, puur één-op-één. Mijn voorbereiding op het seizen was ook helemaal niks. Pas vier rondje gespeeld sinds oktober vorig jaar. De hele winter mantelzorger geweest voor mijn beide ouders, verpleger/verzorger voor mijn echtgenote Dea na een hele ongelukkige val met de fiets. Surprisereis moeten annuleren, net als onze eigen winterse golfvakantie. Te veel water Vooraf had ik mij mede daarom ook niet echt een voorstelling gemaakt van mijn matchplay op De Purmer. Alleen dat Michiel zijn ballen gemakkelijk 130-150 meter slaat, ik kom vaak niet verder dan 80-90 meter, 100 max. Met slechts vier slagen mee op de moeilijkste holes red je dat écht niet. In theorie verlies je dan bijna elke par 5 en alle lange par 4-en. Gelukkig spelen we de lussen geel-rood. Niet de witte. De holes op wit zijn té lang, de fairways té smal en er is té veel water. En geel-rood is mij altijd wel goed gezind geweest. En toch: de eerste vier holes beginnen slecht. Ik krijg de bal niet fatsoenlijk weg vanaf de tee. Beetje te voorzichtig, misschien, afslaan met een houten 3. Maar toch: op hole 3 sta ik zo maar 1 up. Heel eerlijk, dat punt krijg ik in de schoot geworpen, want Michiel speelt met een verkeerde bal. Ik schrik er zelfs van. Dit kan niet. Klopt helemaal, want prompt gaat hole 4 verloren; twee keer een waterbal. En er komt nog veel meer water, bedenk ik mij. 'Zó zonde' Ik ben de tel kwijt hoeveel ballen ik in het water heb geslagen. Ik schat een stuk of tien. Heel toepasselijk: ik speel met lakeballs. Dieptepunt: met drie slagen voor op de moeilijkste hole van de rode lus sla ik mijn bal twee meter verder in het water. En vanaf dezefde plek nog eens. Weg voorsprong. ,,Zó zonde'', reageert Michiel hoofdschuddend. Doodzonde! Hoe kun je zo slecht spelen? Nu speel je natuurlijk niet alleen. En Michiel slaat soms - voor mij - wereldballen. Hoe kom jij aan handicap 26,5, vraag ik niet begrijpend. ,,Nou ja, dat heb je gezien. Ik sla wel ver, maar alle kanten op. Mijn pro zegt ook dat ik gemakkelijk naar handicap 20 kan. Alleen op deze manier gaat dat niet gebeuren.'' Om vervolgens weer met een hoek zijn bal zoek te spelen. ,,Dat bedoel ik dus.'' Oké. Putten Zo staat Michiel bij de turn slechts 1 up. ,,Alles is nog mogelijk.'' En dat blijkt ook als ik hole 10 win, dankzij een mooie putt. Gelijk! De putter is weer hot vandaag, maar daarvoor moet ik wel eerst op de green zien te komen. Zo blijkt. De volgende holes gaan verloren. Ik hoef niet eens meer te putten. Vier op rij gaan naar Michiel, deels door eigen handelen. Op hole 15 - een par 3 - beleef ik nog even een opleving, maar op hole 16 - een lange par 5 - gaat bij 3&3 definitief het licht uit. 'Je speelt niet tegen mij, je speelt tegen jezelf', herhaal ik de harde maar juiste observatie van Michiel. Michiel, succes in de volgende ronde. En ondanks de smadelijke nederlaag was het toch een aangename golfmiddag. Bedankt!